Voordracht door Bernard Asselbergs: ‘Had de boekkunst uitgevonden moeten worden’

Uitgave van den Bond van Nederlandsche Volksuniversiteiten, 1(1937), nr. 3, maart 1937, 15 x 20 cm

Voordracht door Bernard Asselbergs gehouden op 15 november 2019 tijdens de Menno ter Braak-bijeenkomst in de Universiteitsbibliotheek te Leiden: ‘Had de boekdrukkunst uitgevonden moeten worden’ | Literair spiegelgevecht tussen Anton van Duinkerken en dr. Menno ter Braak ter gelegenheid van de zesde Nederlandsche Boekenweek 1937 in Diligentia te Den Haag.

Aangekondigd in: onderstaande convocatie

Uitnodiging voor de bijeenkomst te Leiden, A4-formaat
Uitnodiging voor de bijeenkomst te Leiden, A4-formaat

In 2013 verwerft de UBL (Universitaire Bibliotheken Leiden) de handbibliotheek van Menno ter Braak. Gezien de hoge aanschafkosten en de beperkte beschikbare middelen hiervoor wordt de crowdfundingsactie Boeken uit de bibliotheek van Menno ter Braak geïnitieerd. In december 2014 wordt vanuit deze actie aan mij een verlanglijst toegezonden met het vriendelijke verzoek een boek te adopteren. Een onverwachte uitnodiging om positief op te reageren. Mijn keuze valt op het Gedenkboek | De Vondelherdenking 1937 als opvallende representant uit zijn boekenbezit. Ter Braak wijdt bovendien aan dit verslagboek een bespreking ervan in Het Vaderland.

Stofomslag van de gebonden uitgave, 20 x 27,5 cm
Stofomslag van de gebonden uitgave, 20 x 27,5 cm

Jaarlijks organiseert de UBL een lezingenmiddag rondom deze ‘crowdfunding’ waarbij sponsoren van de actie ‘Adopteer een boek’ in kwestie een presentatie houden.

De uitnodiging om hieraan deel te nemen, is een goede gelegenheid voor mij om iets over het contact tussen Ter Braak en mijn vader te vertellen. Mijn onderwerp spits zich toe op het voor beide schrijvers bijzondere jaar 1937 – het jaar van het gedenkboek. Dit uitgangspunt maakt het mogelijk de strijdvraag, waar Ter Braak en Van Duinkerken op 3 mei 1937 een spiegelgevecht over aangingen ‘vóór of tégen de boekdrukkunst’, aan de orde te stellen.

INLEIDING
Zowel voor Menno ter Braak als voor mijn vader is 1937 een productief jaar, waarin zij over het christendom publiceren en daar publiekelijk over debatteren, elkaar thuis over en weer uitnodigen en samen ten strijde trekken ter gelegenheid van de Boekenweek. Bovendien is 1937 een officieel herdenkingsjaar voor Joost van den Vondel (350ste geboortedag) maar ook voor Multatuli (50ste sterfdag). Aan deze vieringen besteden Van Duinkerken en Ter Braak beiden ruimschoots aandacht.
Flyer, 12,5 x 7,5 cm
Flyer, 12,5 x 7,5 cm
HET JAAR 1937 EN WAT DAARAAN VOORAF GAAT

In voorafgaande jaren kruisen Ter Braak en Van Duinkerken frequent de degens in besprekingen van elkaars werk, waarbij zij het niet nalaten bij het verschijnen van nieuwe publicaties als fervente tegenstanders felle kritiek te leveren. Centrale stellingname is daarbij cultuur ‘met God’ tegen ‘zonder God’ en de invloed van het christendom op de Europese beschaving.

Wanneer Van Duinkerken in december 1935 reageert met het hekeldicht Ballade van den Katholiek met de beginstrofe: Jawel, mijnheer, ik noem mij katholiek / en twintig eeuwen kunnen ‘t woord verklaren / aan u en aan uw opgewonden kliek, / die blij mag zijn met twintig volle jaren […] op de aantijging van NSB-leider Ir. Anton Mussert in Volk en Vaderland op de ‘zich katholiek noemende Van Duinkerken’, vanwege de betrokkenheid bij de subsidiëring van het anti-fascistische toneelstuk De Beul, prijst Ter Braak deze moedige repliek van Van Duinkerken.

In 1936 nemen Menno ter Braak en Anton van Duinkerken zitting in het Comité van Waakzaamheid van anti-nationaalsocialistische intellectuelen en publiceert Van Duinkerken in dat jaar in de reeks Waakzaamheid brochure 2 Katholicisme en Nationaalsociaalisme en in 1937 volgt Menno ter Braak met Het nationaalsocialisme als rancuneleer als nummer 7 in de serie. Als geroutineerde pamflettisten nemen zij uitgesproken stelling tegen de verderfelijke politieke ontwikkeling die zich dan afspeelt.
Van Gorcum & Comp. N.V. Uitgevers, Assen 1936, 15 x 20,5 cm
19.5

Van Gorcum & Comp. N.V. Uitgevers, Assen 1936, 15 x 20,5 cm

In 1937 gaan Ter Braak en Van Duinkerken publiekelijk het debat aan, geven samen voordrachten en hun portretten staan broederlijk naast elkaar afgedrukt in de krant. Terwijl de Spaanse Burgeroorlog woedt, ontvangen zij de republikeinse schrijver en activist José Bergamin uit Madrid. Zij staan drie keer tezamen in publicaties. Hun groeiende verbondenheid in dat jaar is te verklaren uit de gemeenschappelijke afkeer van fascisme, nazisme, nationaal-socialisme en het openlijk persoonlijk bestrijden van opkomend ‘barbarisme’.

1937 DRIE MAAL SAMEN IN PUBLICATIES

De eerste keer dat hun namen eensgezind in een uitgave staan (samen met Simon Vestdijk) in 1937 is de bundeling opstellen voor het Maandblad van de Radio-Volks-Universiteit. Leven en Werken. Ter Braak schrijft over Hedendaagsch Proza in Nederland gekoppeld aan de tijdschriften De Vrije Bladen, Forum en Groot-Nederland. Hij gaat in op de sociale oriëntering en het individualisme als waarborg tegen de halfbeschaving. Van Duinkerken verzet zich in Nieuwe litteratuur en religie tegen de vervanging van de evangelische waarde door politieke partijleuzen en Vestdijk geeft een overzicht van  De na-aoorlogse poëzie in Nederland met de invloeden en de genres.

Klik op afbeelding voor uitvergroten

Uitgave van den Bond van Nederlandsche                                                                                 Volksuniversiteiten, 1(1937), nr. 3,  maart 1937, 15 x 20 cm
Uitgave van den Bond van Nederlandsche Volksuniversiteiten, 1(1937), nr. 3, maart 1937, 15 x 20 cm
p.11
p.11


p. 20
p. 20


In 1937 verschijnt van Menno ter Braak Van oude en nieuwe Christenen en van Anton van Duinkerken Verscheurde Christenheid. Zij bespreken deze in De Tijd en Het Vaderland.

Nijgh & Van Ditmar N.V.,                                       
Rotterdam 1937, ingen. uitg.,14 x 20 cm
Nijgh & Van Ditmar N.V., Rotterdam 1937, ingen. uitg.,14 x 20 cm
Paul Brand’s Uitgeversbedrijf
Hilversum 1937, ing. 15,5 x 21,5 cm
Paul Brand’s Uitgeversbedrijf Hilversum 1937, ing. 15,5 x 21,5 cm
Het Christendom. Twee getuigenissen in polemischen vorm is hun tweede gezamenlijke uitgave waarin de dagbladrecensies van deze boeken over de toekomst van het christendom – als afzonderlijk verschenen schrift – bij De Vrije Bladen zijn gebundeld.
N.V. Leopold’s Uitg. Mij, Den Haag
N.V. Leopold’s Uitg. Mij, Den Haag
Titelpagina, 15,5 x 23 cm
Titelpagina, 15,5 x 23 cm

Achterin dit geschrift verklaren de auteurs er waarde aan te hechten dat zij hun oordeel over elkaars werken onafhankelijk formuleerden.

 

De derde keer dat zij samen aan het woord komen, is in het speciale nummer van De Groene Amsterdammer waarin vol lof en kritiek aandacht wordt besteed aan het Vondeljaar 1937.

Vondelnummer De Groene, 30-10-1937, 26,5 x 37 cm
Vondelnummer De Groene, 30-10-1937, 26,5 x 37 cm

In dit Vondelnummer geeft De Groene het woord aan een aantal schrijvers en dichters over hun verbondenheid met Vondel. Het antwoord van Ter Braak op wat Vondel hem te zeggen heeft, luidt:

19.14degroene
De Groene, p. 9
De Groene, p. 9

In dit speciale nummer spreekt de verbondenheid van Van Duinkerken met Vondel uit zijn bijdrage ‘Vondel als polemist’ waaruit:

19.16
Citaat uit: Vondelnummer oktober 1937, De Groene, p. 10
Citaat uit: Vondelnummer oktober 1937, De Groene, p. 10

In de Vondelwaardering is er een uitgesproken contrast tussen de verbeeldingswereld van Van Duinkerken en Ter Braak waar te nemen. Mijn vader voelt zich thuis in de barokke taal en thematiek, terwijl Ter Braak zich de verstaanbaarheid ervan afvraagt in de moderne tijd.

HET SPIEGELGEVECHT
Op 3 mei 1937 trekken Anton van Duinkerken en Menno ter Braak als aan elkaar gewaagde literaire ridders ten strijde om over de gevolgen van de uitvinding van de boekdrukkunst te redetwisten. Spitsvondigheid, humor en rake doeltreffende steken maken het gebeuren tot een amusant schouwspel voor de toehoorders die hiervoor naar het Haagse theater Diligentia zijn gekomen als uitje tijdens de boekenweek. Het spiegelgevecht trekt een volle zaal.
de boekenweek is een feestweek
Knipsel uit het Handelsblad, 28-04-1937. Avondblad, overgenomen uit: Het Vaderland

De heer Boucher, voorzitter van de Haagse Boekhandel, opent de literaire avond in Diligentia en benadrukt het devies van de Boekenweek: ‘Vormt een eigen bibliotheek’ om vervolgens de heren van het steekspel uit te nodigen tot een spannend toernooi.

Van achter hun eigen katheder gaan Anton van Duinkerken en Menno ter Braak de te betwisten gevolgen van de uitvinding van de boekdrukkunst te lijf.
Van Duinkerken verdedigt vanuit een pro en ‘statisch’ standpunt en Ter Braak spreekt vanuit een contra en meer ‘dynamische’ visie.

Het duel begint met Van Duinkerkens aansporing dit gevecht, waarbij de rollen net zo goed omgedraaid kunnen worden, niet al te ernstig op te nemen en pleit ervoor dat de inventie van de boekdrukkunst de mensheid immers in staat stelt uit de schat aan wijsheid uit het verleden het hunne te kiezen. Hierop ziet Ter Braak als advocaat van de duivel de keerzijde van de uitvinding en wijst erop dat het boek de geest juist verstart en persoonlijk kiezen onmogelijk maakt.

Met het stellen van ‘fixatie’ van verstandelijke verworvenheden door de boekdrukkunst tegenover ‘dynamiek’ van vrije geestesbeweging komen kernthema’s uit hun polemiek serieus aan de orde, afgewisseld met geestigheden waarbij het verschil in temperament tussen de strijders geheel tot zijn recht komt en de zaal aan het lachen brengt.

Ter Braak oppert dat de uitvinding van de boekdrukkunst verderfelijker is dan andere grote ontdekkingen uit de zestiende eeuw zoals het ‘eerlijke’ buskruit en de ontdekking van Amerika. Buskruit gooit plat; boekdrukkunst maakt plat, beweert hij. Nog rampzaliger meent Van Duinkerken is de uitvinding van het haringkaken in dezelfde periode. Deze techniek is namelijk toegepast op onze cultuur. Wij mensen zitten op elkaar als ‘haringen in een ton’. Het boek is het enige middel om hier onderuit te komen.

Tot besluit van het twistgesprek wordt vastgesteld dat hier niet de overwinning maar de strijd hoofdzaak is en dat de uitvinding van de boekdrukkunst – als vraag al lang beantwoord – voor ons allen een bron van vreugde en wijsheid blijft. Na de loyale handdruk van de twee ‘rivalen’ volgt een geestdriftig applaus.

In de pers verschijnen vele verslaggevingen van het ‘debat’; zelfs de Kölnische Volkszeiting met de rapportage ‘Sieg der Druckkunst’ door de Duitsland ontvluchtte correspondent Dr. Reinhold Heinen vanuit Breda.

Verslag in: Kölnische Zeitung, 17-07-1937
Verslag in: Kölnische Zeitung, 17-07-1937
LEZINGEN OVER VRIJHEID

In het kader van de Vondel- en Multatuliherdenking publiceren Ter Braak en Van Duinkerken dat jaar niet alleen vele artikelen over de twee grote Nederlandse auteurs, maar zij houden er ook voordrachten over. 10 mei 1937 treden zij zelfs samen op over de vrijheidsgedachte bij Vondel en Multatuli. Van Duinkerken over ‘Vondel en de vrijheid’ en Ter Braak over ‘Multatuli en de vrijheid’.

In: Het Vaderland, 06-05-1937
In: Het Vaderland, 06-05-1937

Als eerste spreker beschouwt Van Duinkerken de vrijheidsgedachte bij Joost van den Vondel (1587-1679). De jeugdige dichter staat sterk onder invloed van Daniël Heinsius (1580-1655), die met zijn verzet tegen de Spaanse tirannie in die dagen de ‘zanger der vrijheid’ wordt genoemd. De ootmoed van de christelijke vrijheid, die het mensdom – als kinderen Gods – van het aardse bevrijdt, staat bij Vondel lijnrecht tegenover de hovaardij van de heersende staatszucht. De Tachtigjarige Oorlog is een Nederlandse vrijheidsstijd. De Augustiniaanse paradox der vrijheid ‘Hem dienen is regeren’ – besluit van Duinkerken – wordt door Vondel ten volle uitgewerkt en heeft hiermede in de Nederlandse traditie grote betekenis gekregen.

 

Ter Braak begint zijn voordracht met een analyse van het vrijheidsbegrip, dat zich aan de niet gelovige mens van Multatuli’s tijd en de mens van heden ten dage voordoet als een bij uitstek paradoxaal begrip. Ons vrijheidsbegrip stamt af van het christelijke, zoals dat door Augustinus is geformuleerd. Vrijheid is daar een relatie van de mens tot God; onvrijheid is daarentegen een relatie tot de Duivel. In tegenstelling tot Vondel, die door en door gelovig is, realiseert Multatuli zich dat het geloof als absoluut postulaat ondermijnd is door de wetenschap. Bij Multatuli als ‘christen zonder christendom’ is het besef levendig, dat het inspriratieve, levenscheppende vrijheidsbegrip, door het wegvallen van het goddelijke centrum op de paradox als essentiële kern berust. De betekenis van het vrijheidsbegrip bij de non-conformist Multatuli is in de eerste plaats de menselijke waardigheid, ‘de roeping van de mens is mens te zijn’.

HET GEDENKBOEK

Rond 17 november, de sterfdatum van Vondel, vindt een driedaagse herdenking plaats, op touw gezet door Het Amsterdamsche Vondelcomité. In Het Vaderland van 16 november ’37 schrijft Ter Braak: ‘[… Vondel] is de laatste weken zo pompeus herdacht, dat men er gemakkelijk toe zou komen zijn invloed op onze natie te hoog aan te slaan. Een onzer dichters heeft gesproken voor de Vereeniging van Huisvrouwen, en elders wordt een Vondel-optocht aangekondigd met een thé-dansant na. Vondel is in tegenstelling met Multatuli, een officieele traditie geworden; dat er veel nieuws tot hem ten berde is gebracht in de ontelbare redevoeringen en artikelen, die aan hem werden gewijd, zou ik niet durven beweren. Men verschilt ook over Vondel van meening, ongetwijfeld; maar die meeningsverschillen hebben een andere ‘‘inzet’’, zij zijn academischer van toon, dan de woedende tegenstellingen inzake Multatuli. Aan de hoofdzaak, Vondel exeptioneel dichterschap raakt niemand, omdat het dwaasheid zou zijn daaraan te twijfelen. […]’.

Pl. 17. Gedenkboek: fakkeloptocht bij Vondels beeld
Pl. 17. Gedenkboek: fakkeloptocht bij Vondels beeld
Titelpagina van het Gedenkboek
Titelpagina van het Gedenkboek

Als verslaglegging verschijnt in 1938 het ‘kloeke’ gedenkboek over de Vondel-herdenking 1937, dat Menno ter Braak bespreekt in Het Vaderland van 14 juli ’38:

19.23
Citaat in: Het Vaderland, 14-07-1938. Avondblad
Citaat in: Het Vaderland, 14-07-1938. Avondblad

In contrast met Van Duinkerken, die zitting heeft in het Nationale Vondelcomité, komt de naam van Ter Braak in het register van het gedenkboek niet voor.

Van Duinkerkens toespraak ‘Vondel als voorbeeld’ staat in het Gedenkboek afgedrukt op p. 107-109: ‘[…] Vondels verzet tegen de staatszucht, dat hij levenslang met kracht volhield, was niet de uiting van een dichterlijke verbeelding, die zich wild en vrij uitleefde in verzekerde zegvrijheid, maar een moedige en overwogen levensstrijd, waarvan hij de gevaren kende en trotseerde. […]’.

Als commentaar op de inleiding van Dr. W.A.P. Smit ‘De waardering van Vondel’, gehouden tijdens de slotzitting van het Vondelcongres op 19 november 1937 in de aula van de universiteit van Amsterdam, schets Van Duinkerken tijdens de gedachtewisseling, die erop volgt, het verschil tussen de opvatting van een protestant tegenover die van een katholiek, p. 262: [spreker] zeide de geringe uitgebreidheid van Vondels populariteit toe te schrijven aan het feit, dat Vondel zijn geloof nooit rechtstreeks uitspreekt, maar altijd verhult in symbolen. Hier treffen wij echter juist het verschil tusschen Roomsch en Protestantsch in de Vondelstudie. Hetgeen Dr. Smit ‘symboliek’ noemt, zal voor den Katholiek vaak de hoogste realiteit zijn. De directe werking der plastiek van de barok op den vroomheidszin treft den Protestant zelden, den Katholiek bijna steeds. Hiermee moet de werking van Vondels godvruchtige poëzie vergeleken worden’. 

Pl. 18. Gedenkboek: toespraak op 17 november 1937 van Bernard Molkenboer bij de onthulling van het gevelbeeld van Joost van den Vondel in de Warmoesstraat, werk van beeldhouwster Gerarda Rueter
Pl. 18. Gedenkboek: toespraak op 17 november 1937 van Bernard Molkenboer bij de onthulling van het gevelbeeld van Joost van den Vondel in de Warmoesstraat, werk van beeldhouwster Gerarda Rueter

Dat twee jaar later Anton van Duinkerken in Leiden tot bijzonder hoogleraar in de Vondelwetenschap wordt benoemd, is dan nog niet voorspelbaar. In De Maasbode van  3 januari 1940, daags na de verjaardag van mijn vader, barst een stortvloed aan artikelen los waarin deze post onder vuur wordt genomen. Ter Braak is in Het Vaderland mede aanstichter tot een ware ‘Vondelrel’.

Klik op afbeelding voor uitvergroten

P.H. Ritter jr., 08-09-1937, 17,5 x 24 cm
P.H. Ritter jr., 08-09-1937, 17,5 x 24 cm
EEN VRAAGGESPREK MET ANTON VAN DUINKERKEN

P.H. Ritter jr. ondervraagt Van Duinkerkens zijn mening over Ter Braak.

Op de constatering van Ritter dat ‘letterkundig Nederland’ met beider steekspelen bezig is en wat de algemene lezer aan dit vuurwerk heeft, reageert mijn vader: ‘als literatoren, die nu eenmaal alles in het openbaar doen, met elkaar kiften, dan stoot iedereen zich daaraan!’.  ‘Uw weet – vervolgt Ritter – dat zelfs de voormannen van ons politiek en industrieel leven niet aan literatuur doen!.’ ‘Ik weet dat’, zo gaf Van Duinkerken toe. ‘In andere landen is dat anders’.

 

Met dit fragment uit het tweegesprek tussen P.H. Ritter met Van Duinkerken heb ik de voordracht over de verstandhouding tussen mijn vader en Ter Braak in het jaar 1937 afgesloten.