Roomse ruzie | De splitsing tussen De Gemeenschap en De Nieuwe Gemeenschap

Roomse ruzie | De splitsing tussen De Gemeenschap en De Nieuwe Gemeenschap

Bezorgd door Sjoerd van Faassen en Salma Chen; beeldredactie Bernard Asselbergs.
Uitgeverij Vantilt, Nijmegen / Letterkundig Museum, Den Haag 2007, 472 + XL pp., ills.

Roomse ruzie
Titelpagina Roomse ruzie, 17 x 24 cm
Roomse Ruzie
Vooraankondiging Roomse ruzie, Uitgeverij Vantilt, Nijmegen, Prospectus voorjaar 2007, 17 x 24 cm

Het merendeel van de documenten, beschreven en opgenomen in Roomse ruzie, zijn afkomstig uit het bruikleen Asselbergs in het LM te Den Haag en uit mijn verzameling (AvDcollBA). Dat er op mij een beroep werd gedaan om de beeldredactie voor mijn rekening te nemen, is daarom niet verwonderlijk.

Vignet Jozef Cantré, 6 x 8 cm, afgebeeld met bijschrift in: Roomse ruzie, p. 143
Vignet Jozef Cantré, 6 x 8 cm, afgebeeld met bijschrift in: Roomse ruzie, p. 143

Vignet door Jozef Cantré in hout gesneden, opgenomen in het oktober-nummer 1933 van De GemeenschapAls lijntekening fungeerde deze leus in 1925 als eerste logo in de publicaties van uitgeverij De Gemeenschap.

Vignet Jozef Cantré, 3 x 4 cm
Vignet Jozef Cantré, 3 x 4 cm

Voor het aparte dossiergedeelte in de uitgave koos ik voor zwart-wit illustraties. Op de tekstflappen werden de portretten van de redactieleden van beide tijdschriften afgebeeld. Bij de samenstelling van het speciale kleurkatern viel mijn voorkeur een chronologisch beeldverhaal te maken met als basis de achterkanten van De Nieuwe Gemeenschap. Kuyle als getalenteerde reclamemaker komt daar sterk en uitgesproken naar voren.

Redactie 1934 DG
Redactie 1934 DG
1934 DNG
1934 DNG

Sinds de oprichting in 1925 van het tijdschrift De Gemeenschap en de iets later gestichte gelijknamige uitgeverij had Albert Kuyle met slagvaardigheid de zaak succesvol weten te promoten met zijn campagnes.
Na de breuk binnen de redactie, eind 1933, zette Kuyle  dit vastberaden voort in het concurrerende tijdschrift De Nieuwe Gemeenschap (1934-1936); nu echter in steeds toenemende vileine toon.

Albert Kuyle als promotor voor De Gemeenschap op de achterzijde van het okt.-nov. nummer       1927, 20 x 27,5 cm
Albert Kuyle als promotor voor De Gemeenschap op de achterzijde van het okt.-nov. nummer 1927, 20 x 27,5 cm

Hieronder volgt het beeldverhaal als kleurkatern in: Roomse ruzie, tussen p. 260 en [361]. 

11.

Otto van Rees ontwierp het omslag van de eerste aflevering van De Nieuwe Gemeenschap van januari 1934. Het bewaard gebleven kubistiche ontwerp (26 x 21,5 cm) uitgevoerd in potlood, inkt, blauwe en zwarte gouache en goudverf, laat zien dat de voorgenomen kostbare goudkleurige invulling van de geometrische figuur rond het cijfer 1 niet in gouddruk op de cover kwam. (Archief-Van Rees, De Bilt;
zie Van Faassen, e.a. Otto van Rees, p. 287). Van Rees leverde sinds de oprichting van De gemeenschap in 1925 illustratief werk aan het tijdschrift en verzorgde diverse omslagen. Na de breuk binnen De Gemeenschap in december 1933 bleef Van Rees zijn schoonzoon Albert Kuyle trouw en ging met hem mee naar het nieuwe tijdschrift De Nieuwe Gemeenschap. Naast vele vignetten en illustraties ontwierp Van Rees ook vijf verschillende omslagen, waaronder die voor het laatste nummer van eind 1936.

De inhoudsopgave van het eerste nummer van De Nieuwe Gemeenschap onder redactie van Jan Derks, A. den Doolaard, Henk Kuitenbrouwer, Albert Kuyle, Ad. Sassen en Gabriël Smit vertoonde veel overeenkomst met de inhoudsopgave van De Gemeenschap. Opvallend hierbij was de kritische Hagel-rubriek van De Gemeenschap terug te zien in De Nieuwe Gemeenschap, terwijl De Gemeenschap deze rubriek als vanouds voortzette. Volgens de inhoudsopgave bedroeg de jaarlijkse abonnementsprijs van De Nieuwe Gemeenschap f 8,50 franco per post. De Gemeenschap behield de oude prijs f 10,50 per jaargang.

Om zich te abonneren op De Nieuwe Gemeenschap werd bij het eerste nummer een losse ‘Bestelkaart’ gevoegd door de Gebr. Leonards te Didam, die zowel het nieuwe maandschrift drukten als er de administratie van voerden. Vanaf het september-nummer in 1934 verhuisden die taken naar N.V. Drukkerij en Uitgeverij Leiter-Nypels te Maastricht om vervolgens vanaf het eerste tot het laatste nummer van de derde jaargang in 1936 over te gaan naar N.V. Drukkerij en Uitgeverszaak ‘De Mercuur’ te Hilversum.

Het eerste nummer van De Nieuwe Gemeenschap opende met een redactionele ‘Verantwoording’. Deze werd op pagina 47 gevolgd door een afzonderlijke redactionele aantekening ‘Mutaties’ over het z.g. ‘uittreden’ van Henk Kuitenbrouwer en Albert Kuyle uit de redactie van De Gemeenschap.
De Kuitenbrouwers stelden vast dat hiermee een eind kwam aan het bestaan van het tijdschrift De Gemeenschap al bleef de naam behouden. ‘De Nieuwe Gemeenschap zij nu verder onze stem en ons klankbord.’

Een nieuwe redactionele cynische rubriek deed zijn entree De Geweigerde Pagina. Onder deze formule kon De Gemeenschap bespot worden onder de fictieve naam De Samenleving. De Geweigerde Pagina zou tot het juni-nummer 1934 standhouden.

Op de achterzijde van het kaft werd een heftige reclamecampagne gestart die tot en met het laatste nummer gevoerd zou worden.

‘In navolging van andere groote maandbladen’ werd in het februari-nummer 1934 van De Nieuwe Gemeenschap in de Hagel-rubriek ook een overzicht gegeven van ‘Onze Medewerkers’. In dit geval betrof het niet de namen van de vaste medewerkers van De Nieuwe Gemeenschap, maar werd getracht met een opsomming van pesterig verzonnen pseudoniemen juist de tegenstanders flink belachelijk te maken.

Albert Kuyle, die ook scenario’s schreef voor het nieuwe medium film, werd in 1932 geportretteerd door Studio: Hinfilm. In dit katholieke filmcollectief werkte Kuyle samen met de broers Jan en Toon Hin, Janus van Domburg en Kees Strooband.

Als bevlogen propagandist had Kuyle in zijn Gemeenschapperiode hartstochtelijke acties gevoerd, die nu in De Nieuwe Gemeenschap werden voortgezet.
De achterkanten van de omslagen leenden zich daar bij uitstek voor. Dit viel direct op bij het omdraaien van het tweede nummer van De Nieuwe Gemeenschap van februari 1934 waar de gestarte reclamecampagne van het eerste nummer werd vervolgd: ‘283 abonnee’s mochten wij nog voor het verschijnen van dit nummer noteeren. Van dit nummer werden 1000 exemplaren méér gedrukt voor de propaganda. Helpt ons!’

Kuyles ongeremde krakeelzucht werd niet zonder meer door iedereen in dank afgenomen. Zo hekelde Jan Engelman het schimpende opportunisme van Kuyle in De Nieuwe Eeuw van 12 april 1934 met het gedicht ’Ubu als tijdschriftenredacteur’, waarbij naar Jarry’s toneelstuk Ubu roi werd verwezen, vanwege de vergelijkbare schreeuwlelijk, die daarin de hoofdrol speelde.

Op de achterkant van het maart-april-nummer 1934 van De Nieuwe Gemeenschap stond de oorzaak aangegeven waarom de in het vooruitzicht gestelde ‘Verrassing’ aan de abonnees nog op zich liet wachten. Namelijk de niet vermoede groei van het aantal abonnementen in de afgelopen maand.

In het mei-nummer troffen de abonnees van De Nieuwe Gemeenschap als losse bijlage de beloofde ‘met de hand ingekleurde’ compositie Het Kasteel van Otto van Rees aan. Deze op één van zijn aquarellen uit 1926 gebaseerde prent was door Van Rees vervaardigd als illustratie voor Kuyles roman Het Huis van den Schilder, dat in hoofdstukken in De Gemeenschap werd voorgepubliceerd en dat pas in 1992 postuum en onvoltooid in boekvorm zou verschijnen. Voor het huis van de schilder stond in werkelijkheid het Klein Kasteel te Deurne (N.B.) model, waar Otto van Rees destijds  woonde en werkte.

Op de achterkant van het mei-nummer 1934 van De Nieuwe Gemeenschap werden de lezers geïnformeerd over een aantal gratis ‘voordracht-avonden’, die door de verschillende redacteuren van De Nieuwe Gemeenschap als ‘Offensief’ gehouden zouden worden. Dit vanwege ‘den zwaren strijd die ons tijdschrift te voeren heeft’ tegen met name De Gemeenschap.

De eerste avond vond plaats op dinsdag 29 mei 1934 in Hotel De ‘l Europe aan het Vredenburg te Utrecht.

In Het Vaderland van 6 juni 1934 verscheen een verslag van de door De Nieuwe Gemeenschap georganiseerde voordrachtsavond op 5 juni te Den Haag. In het Utrechtsch Nieuwsblad van 30 mei 1934 deed een anonieme reporter onder het kopje ‘Nieuwe Gemeenschap’ uitvoerig verslag van de wijze waarop tijdens de eerste drukbezochte voordrachtsavond ‘doel en wezen, programma en ideologie van De Nieuwe Gemeenschap’ had plaatsgevonden. Aan krasse uitspraken waarbij het publiek applaudisseerde had het niet ontbroken: ‘Censuur op film, theater en lectuur: het natuurbad worde een stortplaats voor het stadsvuil’. De verslaggever van de avondeditie van Het Centrum van 30 mei 1934 voegde aan de uitlatingen toe: ‘Het bijzondere onderwijs moet tot regel en het openbare staatsonderwijs tot uitzondering worden. De gehuwde vrouw worde geweerd uit alle beroepen, de ongehuwde vrouw uit de beroepen die niet speciaal-vrouwelijk zijn. De Staat moet het nationaal-eigene bevorderen en beschermen. Het is niet gewenscht dat een Staat meerdere naties omvat.’

De achterkant van het mei-nummer 1934 van De Nieuwe Gemeenschap dat als aankondiging voor het ‘Offensief’ functioneerde, bood onvoldoende ruimte voor de extra propaganda die hoog nodig werd geacht om het aantal abonnementen uit te breiden. Daarom werd naar de aparte meegebonden ongepagineerde bijlage van vier pagina’s op dun blauw papier verwezen, waarmee het mei-nummer opende.

De eerste propagandabladzijde gaf een enthousiast citaat uit een handgeschreven lezersbrief weer. Op de tweede bladzijde werd hierop commentaar geleverd. ‘Zulke brieven worden er iedere dag meer geschreven in Nederland. Door overtuigde menschen, die elkaar met vreugde vertellen dat de ban en de achterban van het arrivisme en de corruptie eindelijk doorbroken zijn.’ De daarop volgende bladzijde bracht de constatering onder de aandacht: ’Vijf nummers kwamen thans in handen  van vier-duizend lezers.’ De laatste wervende bladzijde verzocht aan de lezers: ‘Spreek, overtuig, pleit, ontmasker, vecht, kies, prijs, veracht, opdat, àls een nieuwe ordening en die haar scheppen zullen ons rekenschap vragen, wij niet met ledige handen staan. In het eind van Februari 1934 had dit maandschrift 283 (betalende) abonné’s. Op 1 Mei was dit aantal gestegen tot 342.’ Uiteindelijk werd in 1936 het 376ste abonnement binnen gehaald.

Met een opvallend bericht aan de binnenzijde van het omslag van het mei-nummer 1934 van De Nieuwe Gemeenschap, dat met de extra ‘propaganda-bijlage’ aandacht moest trekken, werd de lezer fijntjes op het volgende geattendeerd: ‘1 Juli kunt U Uw abonnement opzeggen op die verouderde bladen, die U met tegenzin iedere maand openslaat. Laat die datum nu weer niet voorbijgaan, of U straft U zelf met een half jaar vervelend gezelschap. Wordt nieuw, en abonneert U op De Nieuwe Gemeenschap het blad dat…. een generatie jonger is!’ Dit jonger zijn, zou Menno ter Braak aangrijpen om er een critisch en waarschuwend krantenartikel aan te wijden in Het Vaderland van 3 juli 1934.

Een ‘stilleven’ (39 x 31 cm), afgebeeld met het juli-nummer van De Gemeenschap, werd door de Amsterdamse kunstenaar Jan Mammen in 1935 op doek geschilderd. Als bevriend buurtgenoot kon Mammen weten welk een bewogen jaar, 1934, voor Van Duinkerken was geweest. Het was daarom niet verwonderlijk dat dit schilderij bij Van Duinkerken terecht kwam.

Het juni-nummer 1934 van De Nieuwe Gemeenschap opende met het redactionele stuk ‘Voor volwassenen’, waarin de staat ‘verkeerd gerichte menschelijke vrijheid’ aan strakke banden hoorde te leggen. De slotzin luidde: ‘Alles wat zich niet kan of wil voegen naar de te scheppen wetten en besluiten dient te verdwijnen. En met al datgene, het critisch monster eener onbestemde volwassen-heid. Opdat mede op dit terrein de dag der nationale verheffing aanstaande zij.’ De omslagtekening van dit nummer met een fakkeldragende vuist naar ontwerp van Sef Sniedt was aanzienlijk martialer dan de gebruikelijke omslagen van De Nieuwe Gemeenschap.

Ditmaal prijkte op de binnenkant van het omslag het bericht: ‘Nu is het tijd voor de definitieve beslissing. 6 Nummers kunt u thans vergelijken met een even groot getal van andere, schijnbaar soortgelijke tijdschriften.’ Onder ‘schijnbaar soortgelijke tijdschriften’ konden naast De Gemeenschap bijvoorbeeld ook De Gids, Roeping, Forum, Groot Nederland en De Vrije Bladen verstaan worden.

Op de achterkant van het juni-nummer 1934 van De Nieuwe Gemeenschap stond te lezen: ‘Het offensief is begonnen. In Utrecht Den Haag Nijmegen Hilversum brachten wij in totaal meer dan 1000 menschen op de hoogte van onze strijd tegen het arrivisme en de verleugening en voor een, in waarheid nieuwe gemeenschap.’  In de rubriek ‘Mededeelingen’ van het mei-nummer was voorspeld: ‘ongeveer een dozijn andere steden kunnen ons bezoek nog tegemoet zien.’

In het kader van het ‘Offensief’ tegen de niet deugende conservatieve roomse geloofsgenoten, gegroepeerd rond De Gemeenschap werd ter gelegenheid van de voordrachtavond van De Nieuwe Gemeenschap van 22 juni 1934 in het ‘Hof van Holland’ een apart affiche gedrukt met als vignet een tekening van de in de Eerste Wereldoorlog gesneuvelde Duitse expressionistische kunstenaar Frans Marc. Deze verder overal los van staande illustratie van een dierfiguur had ook als z.g. ‘buitentekstplaat’ het mei-nummer van De Nieuwe Gemeenschap gesierd.

In ferme propagandataal ‘Wij vechten tegen de bierkaai’ werd op de achterkant van het augustus-nummer 1934 van De Nieuwe Gemeenschap de reclamecampagne ‘7 Nummers, in totaal 448 pagina’s’ op luidruchtige wijze voortgezet.

De achterkant van het oktober-nummer 1934 van De Nieuwe Gemeenschap attendeerde de lezer er vroegtijdig op: ‘denkt er nu aan: 1 Januari 1935 begint de nieuwe jaargang, en is het tijd om ieder die nog op en verouderd tijdschrift geabonneerd is, te winnen voor het eerlijke en voor het goede.

Op het omslag van het november-nummer 1934 van De Nieuwe Gemeenschap, naar ontwerp van Karel Thole, werd als aandachttrekkend propagandamiddel een paarse wegscheurbare reclamestrook met informatie over de inhoud geplakt.

Op de achterkant van het november-nummer 1934 van De Nieuwe Gemeenschap viel te lezen dat deze aflevering als propogandanummer
in een oplage van twee duizend exemplaren was gedrukt.

De afbeelding van musicerende engelen in dwarrelende sneeuw op het omslag van het december-nummer 1934 van De Nieuwe Gemeenschap naar ontwerp van Joep Nicolas zorgde voor een vredig Kerstsfeer.

De achterkant van het omslag van het december-nummer van De Nieuwe Gemeenschap berichtte: ‘De 1e jrg is voltooid en de verdere bestaansmogelijkheid van dit tijdschrift is afdoende verzekerd.’

Albert Kuyle had in het november-nummer 1934 van De Nieuwe Gemeenschap in de Hagel-rubriek het weekblad De Nieuwe Eeuw er van langs gegeven. In het januari-nummer 1935 richtte hij zijn scheldkanonnade in dezelfde rubriek onder het kopje ‘Over weekbladen II’ tegen het Winternummer van De Groene Amsterdammer, dat 22 december 1934 was verschenen.

Het begon er al mee dat Kuyle het politieke omslag van Studio OV. 20 [Cas Oorthuys en Jo Voskuil] verfoeide door vast te stellen dat een van de ‘tweedehandsche carricaturisten’ zijn gebrek aan talent en markante visie er in bloot had kunnen leggen. Het betrof een fotomontage met de koppen van Adolf Hitler en Benito Mussolini, omgeven door donkere wolken, zwaar geschut en de wereldglobe op de achtergrond, die tezamen als voorbode moesten dienen van dit onheilspellend themanummer ‘Dictatuur?’.

Ook het commentaar van Kuyle op de inhoud van het dictatuurnummer van De Groene loog er niet om: ‘Al heeft het blad dan boven de Nieuwe Eeuw het voordeel dat het ten minste rond-uit ongezond en verwerpelijk is, men mag toch met blijdschap en hoop de dag verwachten waarop dit alles stil zal zijn gedecreteerd. Misschien komt er dan nog eens een Kerstmis met verrukkelijk romantische sneeuw op het prikkeldraad. In de barakken kan dan de kachel met het Dictatuur-nummer van den groenen hand-prater worden aangemaakt.’
Kuyles beschamende afkeuring veroorzaakte het vertrek van twee van zijn mederedacteuren.

Op de achterzijde van het omslag van het januari-nummer 1935 van De Nieuwe Gemeenschap werd de lopende reclamecampagne in de aangebroken tweede jaargang voortgezet, maar nu met een veel hardere en uitgesproken ‘beslistheid’ tegenover de revolutie: ‘Gij ziet de noodzakelijkheid in van een algeheele vernieuwing van de maatschappij. Maar gij weet niet hoe men deze bereiken kan?’

De niet mis te verstane reactie van Kuyle op het dictatuurnummer van De Groene  en de te verwachte kritiek daarop in de pers hadden er toe geleid dat Den Doolaard en Smit zich distantieerden en uit de redactie van De Nieuwe Gemeenschap stapten. Om dit kenbaar te maken en er stelling tegenover in te nemen, verscheen bij De Nieuwe Gemeenschap de brochure: Antisemietisch? Antidemocratisch? Reactionnair? Fascisme? Aangekondigd werd: ‘Redacteuren van De Nieuwe Gemeenschap zijn nu: Mr. Jan Derks, Henk Kuitenbrouwer, Albert Kuyle, Ad. Sassen en Rector H. van Schaick.’ Op de achterzijde van de brochure afficheerde De Nieuwe Gemeenschap zich met de eerder verspreide formule van aanbeveling: ‘Het tijdschrift, dat een generatie jonger is…’

Het publiciteitsbandje voor de brochure Antisemietisch? Antidemocratisch? Reactionnair? Fascisme? luidde: ‘Een Antwoord aan het Valsche Sentiment, dat Nederland bedreigt…’ De brochure Antisemietisch? Antidemocratisch? Reactionnair? Fascisme? is achteraf beschouwd het laatste meest bepalende gebaar.

Het typografisch omslag van de brochure: Antisemietisch? Antidemocratisch? Reactionnair? Fascisme? was naar ontwerp van Karel Thole, die als illustrator vijf omslagen van De Nieuwe Gemeenschap zou verzorgen. Bovendien leverde hij voor verschillende nummers tekenwerk. In deze periode zou Thole zich ontwikkelen tot een van de felste antisemitische karikaturisten met gruwelijke spotprenten in Zwart Front. Via het nog weinig principiële weekblad Vrijdag waaraan hij meewerkte, werd de koers gericht op het nazidom.

De brochure Antisemietisch? Antidemocratisch? Reactionnair? Fascisme? opende met ‘Drie verklaringen’ van A. den Dolaard, Gabriël Smit en de redactie van De Nieuwe Gemeenschap. Na de verklaringen werd de maatschappelijk standpunt door de overgebleven redactieleden van De Nieuwe Gemeenschap toegelicht, gevolgd door een bloemlezing en aansluitende bijdragen. De pacifistische weg naar een democratische maatschappij werd met deze brochure definitief de rug toegekeerd.

De vraag: ‘Waarom is deze brochure een openbaring voor U?’ werd beantwoord met: ‘Men hield U dom! Men zweeg ons dood!’ en geeft als hint: ‘Laat U niet door barricaden van krantenpapier weerhouden. Strijd met ons de goede strijd.’

Nog voor het uitkomen van de brochure Antisemietisch? Antidemocratisch? Reactionnair? Fascisme? was op 11 februari 1935 een dun pamflet  9 + 0 = 10? De Gemeenschap?  De Nieuwe Gemeenschap! door de redactie van De Nieuwe Gemeenschap verspreid als actie bij de feestelijke herdenking van het 10-jarig bestaan van De Gemeenschap. De voorbarige belofte in de rubriek ‘Mededeelingen’ in nummer 3-4, dat er nog meerdere brochures en een afzonderlijke uitgave van ‘ons program’ zouden volgen, ging nimmer in vervulling. Bij dezelfde mededelingen stond te lezen: ‘Wij leven feller dan ooit.’

Op de achterzijde van het omslag van de februari-aflevering 1935, die pas na de brochure Antisemietisch? Antidemocratisch? Reactionnair? Fascisme? op 29 maart uitkwam, werd de strijdcampagne vervolgd met: ‘De Nieuwe Gemeenschap. Het eenige onafhankelijke maandschrift van Katholiek Nederland. Het tijdschrift van de rechtsche revolutie.’

In een bericht in De Maasbode van 2 april 1935 werd ingegaan op ‘allerlei omstandigheden’ waarmee de vertraging van het verschijnen van het februari-nummer van De Nieuwe Gemeenschap voor haar lezers verdoezeld was: ‘het… onklaar geraken van de persen’. Dit geharrewar verraadde de onbetrouwbaarheid.

 

Aan de binnenzijde van het omslag werd de lezer er op gewezen dat door ‘allerlei omstandigheden’ het februari-nummer vertraagd verscheen en dat degene die zich vóór 1 mei zou abonneren (dus niet voor 1 maart) het november- en december-nummer gratis zou ontvangen.

Op de achterkant van het omslag van het maart-april-nummer 1935 van De Nieuwe Gemeenschap werd vastgesteld: ‘Een Abonnement nemen op De Nieuwe Gemeenschap is metterdaad meewerken aan een nieuwe orde.’ Hiermee werd nogmaals de beginselvastheid van de redactie gekoppeld aan de discipline van het Derde Rijk en wisten de abonnees waar ze aan toe waren.

Op de achterzijde van het mei-nummer 1935 van De Nieuwe Gemeenschap stond zelfoverschattend geformuleerd: ‘De Nieuwe Gemeenschap leeft niet alleen van de goede bedoeling, het weet wat het te zeggen heeft goed te zeggen en geestig te zeggen.’

De achterkant van het omslag van het juni-nummer 1935 van De Nieuwe Gemeenschap adverteerde maar weer eens met: ‘De Nieuwe Gemeenschap, het tijdschrift dat een generatie jonger is…’

Op de achterkant van het omslag van het juli-nummer 1935 werd De Nieuwe Gemeenschap aangeprezen als: ‘het tijdschrift van de rechtsche revolutie; van de onverhulde waarheid; van het steile beginsel.’

Vervolgens ging de campagne op de achterzijde van het omslag van het augustus-september-nummer, het oktober-, november- en december-nummer 1935 van De Nieuwe Gemeenschap nog steeds onverschrokken door: ‘Wij gaan een rechte weg en wij gaan hem goed! Blijf niet achter bij dit nieuwe réveil, maar sta ook het volgend jaar in onze rijen!’

Over de hele periode waarin De Nieuwe Gemeenschap verscheen, werd het maandblad gesierd door steeds een nieuw ontworpen kleurrijk omslag en met vele illustraties en vignetten, die naar verhouding maar zelden aan de inhoud van het desbetreffende nummer refereerden. De kunstenaars werden bestempeld als medewerkers van het tijdschrift en stonden steevast in de inhoudsopgave vermeld. De enige uitzondering hierop vormde het februari-nummer 1936 waarin de informatie over de ontwerper van het ditmaal opvallende typografische omslag ontbrak. Wellicht viel Kuyle bij drukkerij ‘De Mercuur’ te Hilversum de voorraad houten biljetletters op waarmee deze modernistische daad kon worden uitgevoerd. Dit sterke omslag zou door de volgende nummers niet meer worden overtroffen.

De campagne op de achterkanten van het tijdschrift De Nieuwe Gemeenschap werd in de derde jaargang voortgezet. Het januari-nummer 1936 kwam met een wervingsactie voor nieuwe abonnees.

In het tweede nummer werd het aantal abonnementen bekend gemaakt: ‘de nieuwe gemeenschap heeft slechts 376 abonnees.’

Bij het derde nummer werd de vraag gesteld: ’Waarom leest u eigenlijk de nieuwe gemeenschap?’ Een van de antwoorden daarop suggereerde: ’Omdat U het blad zoo gedurfd vindt staan op Uw salontafel? Neem dan liever…vult U zelf maar in.’

Een gemakkelijk in te vullen snier naar De Gemeenschap.

De achterkanten van de nummers 4-5 en 6 maakten plaats voor N.V. De Mercuur te Hilversum, waar De Nieuwe Gemeenschap met ingang van derde jaargang werd gedrukt. Om op de achterzijde van het zevende nummer de campagne te vervolgen met: ‘de nieuwe gemeenschap het blad van de leidende generatie.’

Van de moderne typografie waar N.V. De Mercuur zich in haar advertenties op beriep, viel bij de laatste drie nummers van De Nieuwe Gemeenschap weinig te bespeuren. Nummer 8-9 werd opgesierd door een eerder toegepast vignet van Cuno van den Steene en nummer 10 met een eveneens eerder toegepast vignet van Ries Mulder.

Op de achterzijde van nummer 11-12 maakte de redactie tot slot van de lopende jaargang duidelijk dat De Nieuwe Gemeenschap voor het komende jaar ‘de medewerking van alle inschrijvers van node heeft.’ Dit nummer, dat pas omstreeks half januari 1937 verscheen en voorzien was van een tekening van Otto van Rees met de Drie Koningen op de omslag, zou vrij onverwacht het einde van De Nieuwe Gemeenschap worden.

In De Maasbode van 18 februari 1937 werd onder de kop ’De Nieuwe Gemeenschap’ meegedeeld: ‘De uitgave van het tijdschrift zal worden gestaakt.’ en tegelijkertijd werd als nieuw periodiek ‘De Bundel’ aangekondigd. Dit maandblad zou als nationaal-cultureel tijdschrift in mei 1937 gaan verschijnen.

In De Bundel zouden verschillende namen uit de periode van De Nieuwe Gemeenschap opdoemen o.a. Henk Kuitenbrouwer en Ad. Sassen, de rubriek ‘Pijlen’ zou de plaats van de Hagel-rubriek innemen.